
We zijn een wording
Tijdens mijn studie kreeg ik verkering met een meisje wiens vader een antiquariaat had in de Janvossensteeg. Hans was een bekende in Leiden, niet alleen vanwege zijn uitgebreide antiquarische collectie. Aan de buitenkant van de grote blinde muur van zijn winkel maakte hij elke twee weken een collage met activistische teksten waarin een bedrijf of een politicus het moest ontgelden.
Het was begin jaren negentig, het marktmechanisme begon goed warm te draaien. 2 Unlimited schreeuwde No Limit, maar Hans stelde wel een grens. Hij klaagde op zijn muur de wanpraktijken aan van Shell die betrokken zou zijn bij moorden in Nigeria om boorvergunningen te krijgen. Een paar weken later hing NIKE’s kinderarbeid in Afrika aan de muur, dan weer de gefotokopieerde koppen van de directeuren van kinderziekenhuizen die door Philips waren omgekocht om Eindhovens apparatuur aan te schaffen. Als Hans nu nog geleefd had, was een blinde muur niet genoeg geweest. De collages op de muur werden steeds radicaler, niet langer een verslag maar een aansporing om in verzet te komen. Er kwamen minder mensen naar zijn boekenwinkel. Hans zou manisch zijn, in complotten geloven, kortom een gestoorde die je niet serieus moest nemen. Hans werd er steeds radicaler door; als niemand je wil horen ga je schreeuwen en uiteindelijk slaan.
In de drie jaar dat ik boven zijn winkel woonde, veranderde Hans van een redelijk rationeel wezen in een agressieve man. Naakt ging hij soms de straat op om mensen de huid vol te schelden die met tassen vol spullen verveeld rondbanjerden op de Haarlemmerstraat, de grote winkelstraat die grensde aan de Janvossensteeg.
Hans werd opgenomen, weggestopt met manisch-depressief als etiket. Zijn winkel moest worden verkocht. Voordat de boeken onder het faillissement zouden vallen, spoorde Hans me aan zoveel mogelijk van zijn collectie veilig te stellen. Ik mocht de hele zooi houden, in het gekkenhuis zouden ze geen boek toestaan, de geest mocht daar niet verder beroerd worden.
Alleen de Italiaanse eerste druk van Pirandello’s Iemand, Niemand en Honderdduizend moest ik voor hem bewaren. Hans moet verwantschap hebben gevoeld met Vitangelo, de hoofdfiguur in die roman, een redelijk man die uiteindelijk alles verliest nadat hij erachter komt dat er niet een persoon in hem huist, maar honderdduizenden. Als hij aan de stemmen van al die personen gehoor geeft, schrikt hij geliefden en familie af; eenzaam en voor gek verklaard sterft hij in een armenhuis.


In de tijd raakte ik bevriend met R., een kunstenaar die ook filosoof was en die regelematig in Hans winkel was langsgekomen. We spraken elkaar elke donderdag, aten een broodje tonijn en bespraken een boek. Hij was geïnteresseerd in de deconstructivisten, een groep Franse filosofen, waaronder Derrida, Deleuze, Foucault. Ik probeerde me in hun werk te verdiepen maar vond de taal taai en pervers: alsof ze hun gedachten in cryptische bewordingen gevat hadden, alleen toegankelijk voor een handvol mensen die daar een levensstudie van zouden maken. Raoul was een van hen.
Hij legde de basisgedachte beeldend uit, aan de hand van een van de eerste Westerse filsofen aan wie de Franse denkers schatplichtig waren: Heraclitus, met de tegelspreuk: Alles stroomt. Hoezeer ons denken ook houvast probeert te vinden in kaders, concepten en identiteiten, het leven is veranderlijk en voortdurend in wording, wijzelf niet uitgezonderd.
R. ging helemaal op in de filosofie die hem zo boeide; hij leefde de uiterste doordenking van iemand die niet honderdduizend personen wil zijn, maar nergens meer wil hechten, niets of niemand meer wil zijn. Hij verdween.
Hans bracht de laatste twintig jaar van zijn leven door in inrichtingen. Ik heb hem daar een paar keer opgezocht; de medicijnen veranderden steeds opnieuw zijn uiterlijk, zijn buik opgezwollen dan weer takmager, zijn ogen waterig en dwalend dan weer schichtig en flikkerend, zijn geest begon dingen te zien waar ik met mijn kop niet bij kon en bang van werd. Hij werd steeds iemand anders en stierf vrij jong.
Het idee dat we veranderlijk zijn vind ik nog steeds boeiend en staat centraal (al is het begrip 'centraal' lastig als alles steeds verandert) in mijn romans. Die veranderlijkheid is niet een autonoom gebeuren, dan word je volgens mij gek, of verval je in depressief - dat heb ik ook zelf ondervonden. Het veranderlijke, zo leerde Hans en R. me, zit in onze verknoping met anderen, door wie we verrijkt worden, verruimd, geliefd en gecorrigeerd.

De Apocalyps
I believe in the power of the imagination to remake the world, to release the truth within us, to hold back the night, to transcend death.
Beschaafd barbaars
Een beetje barbaar weet dat er op hem gewacht wordt. Hij stelt zijn komst uit.
Pijn aan je oren
Don’t ever think I fell for you, or fell over you. I didn’t fall in love, I rose in it.
De ontsnappingskunstenaar
Forget about what you are escaping from. Reserve your anxiety for what you are escaping to.
Zinnen van vlees en bloed
Ik wil je stem terugstoppen in je lichaam, daar waar hij thuishoort.
Verlangensmachine
Ik heb dingen meegemaakt.