cover
Ik heb dingen meegemaakt.
24-05-2023

Verlangensmachine

(Publicatie in verhalenbundel ter gelegenheid van het afscheid van Herm, Athenaeum.)

Hij is zo diep ingebed in mijn bewustzijn dat ik tijdens mijn eerste jaren in Amsterdam geloofde dat alle mannen in die stad vermommingen van hem waren.[1] De eerste keer dat ik Herm zag dacht ik dat hij me een knipoog gaf. Ik gaf hem een knipoog terug. Maar hij fronste.[2] Het is zo’n kerel van wie je denkt dat geen woord dat hij zegt minder dan drie lettergrepen heeft, zelfs het woord boek niet.[3] Ik kan me de eerste ontmoeting nog goed herinneren. Ik was net uit Leiden vertrokken met niet meer dan een tandenborstel en een tube tandpasta op zak. Ik moest mijn lot ontvluchten.[4] Mijn vader handelde in postzegels, in ieder geval dat dachten mijn moeder en ik.[5] Mijn vader is een jaar geleden gestorven. Ik geloof niet in de theorie dat je pas echt volwassen wordt als je ouders sterven; echt volwassen word je nooit.[6] Ik heb dingen meegemaakt.[7] Vandaag is moeder gestorven. Of misschien gisteren; ik weet het niet.[8] Feit is: Ik was aardig in de rotzooi terechtgekomen nadat ze bij me was weggegaan.[9] Het beste zou zijn de gebeurtenissen van dag tot dag te beschrijven.[10]Als je het echt allemaal wil horen, dan wil je waarschijnlijk eerst weten waar ik geboren ben en wat een waardeloze jeugd ik heb gehad en wat mijn ouders allemaal gedaan hebben voordat ze mij kregen en meer van dat soort sentimenteel gelul, maar eerlijk gezegd heb ik geen zin om het daarover te hebben.[11] Alle gelukkige gezinnen lijken op elkaar; elk ongelukkig gezin is ongelukkig op zijn eigen wijze.[12]

Het was twaalf uur ‘s middags. Door de kou leek de zon kleiner.[13] Het was een heldere dag in april, en de klokken sloegen dertien.[14]De lauwe wind sloeg traag een vracht bladeren tegen het raam.[15] Wat doe je hier, ventje? Niks. Waarom sta je daar dan? Zomaar. Kun je wel lezen?[16] De vernedering, dokter.

Toen ik Herm wat beter leerde kennen en hij af en toe een praatje met me wilde aanknopen kreeg ik een bezwete bovenlip, een naar lucht snakkende keel en mijn borstkast werd zo broos als die van een vlinder. Ik perste er een verminkte syntaxis uit. Wie is er in de geschiedenis van de mensheid het minst opgewassen geweest tegen een boekenman? Ik, dokter. Ik.[17]

Als ik luisterend naar mijn hart een wereld uitkies waarin ik behagen schep, dan heb ik tenminste de macht er de vele betekenissen in te ontdekken die ik erin wil zien: er bestaat een nauwe relatie tussen boeken en werkelijkheid. De broosheid en fijnheid van de eersten zijn van dezelfde aard als de ruwe gevoelloosheid van de laatsten.[18] In mijn jongere en meer kwetsbare jaren gaf mijn vader me een raad waarover ik sindsdien ben blijven nadenken: elke keer als je iemand veroordeelt, bedenk dan dat niemand in deze wereld zoveel kansen heeft gehad als jij.[19] Ik bedoel, de gruwelijke depressie die sommige mensen overvalt als ze ’s avonds naar bed gaan… Aan de andere kant moet ik zelfs toegeven dat mijn situatie misschien, vanuit een zeker oogpunt, ook wel iets lichtelijks deprimerends heeft. Een mens kan natuurlijk niet alles hebben, dat heb ik althans begrepen – maar de vraag die ik bereid ben onder ogen te zien is: heb ik überhaupt iets?[20]

Dit is allemaal min of meer gebeurd:[21] Een schreeuw treedt de hemel tegemoet.[22] De hemel was zeker tien meter naar boven geschoven.[23] Lees je Céline? Céline? Ik wil Céline. Ik moet hem hebben. Céline is dood. Nee, hoor. En jij moet hem voor me vinden… Ik wil hem hebben.[24] Angstig word ik wakker. Herm zit op de rand van mijn bed en schudt me door elkaar.[25] Woef! Woef woef? Woef! Woef! Geblaf in de nacht. Geblaf, geblaf. Ik gil, maar niemand geeft antwoord. Ik gil, maar er volgt niet eens een echo.[26]

Alsof ik in de boeken het gebeente van de schrijvers zou kunnen vinden. Mijn gebeente. Dokter, ik heb een leven zonder inhoud, een identiteit zonder verhaal.[27] Ik ben een onzichtbare man.[28] Waar nu? Wie nu? Wanneer nu?[29] Wat is iemands bestemming – een mechanisch feit, een theoretische mogelijkheid, een denkbeeld, een bijgeloof, alleen maar een woord?[30] Er komt een moment dat je je realiseert dat alles een droom is, en dat alleen de dingen die geschreven zijn een kans hebben om echt te zijn.[31] Nooit heb ik de wens gekoesterd om taal of wereld te veranderen wanneer ik Marx citeerde, wanneer ik Rimbaud citeerde, of wanneer ik Mallarmé citeerde, het was altijd de wens om mezelf te veranderen, hem die ik binnen handbereik had, alleen mezelf.[32]

Alle opschepperij van de auteur bij andere gelegenheden ten spijt, is mijn verhaal in feite geen pure non-fictie. Grote stukken zijn om verschillende redenen en in wisselende mate gefictionaliseerd.[33] Ik heb mijn eigen persoon nooit zo belangrijk gevonden dat ik in de verleiding ben geweest anderen de verhalen van mijn leven te vertellen.[34] Toen ik zeven was, leerde mijn vader me op een augustus-avond hoe je een man aan gort moet slaan. Het was het enige waar hij ooit goed in was. [35] Het is mijn schuld niet. Dus je kunt het mij niet verwijten.[36] De middelbare leeftijd gaat gepaard met mysterie, met mystificatie.[37] Voor een man van mijn leeftijd, tweeënvijftig, gescheiden, heb ik het probleem van de seks naar mijn idee heel aardig opgelost.[38] Drie dagen lang had ik met mijn vriendin, werkelijk de mooiste vrouw die ik ooit had gekend, onder een valse naam in het Holiday Inn gezeten en heroïne gespoten. We vreeën in het bed, aten steaks in het restaurant, spoten op de plee, kotsten, huilden, beschuldigden elkaar, smeekten elkaar, vergaven, beloofden en droegen elkaar naar de hemel. [39]

Mijn opgetuigde geschiedenis lijkt meer in boeken dan in werkelijkheid geworteld.[40] Ik ben van harte uitgenodigd om me aan te sluiten bij het viscerale realisme. Waaruit het viscerale realisme bestaat weet ik niet precies.[41] Of ikzelf de hoofdpersoon van mijn levensgeschiedenis ben, of dat die plaats door iemand anders wordt ingenomen, zal uit deze gesprekken moeten blijken.[42] De gedetineerde advocaat bergt zijn beduimelde bibliotheek onder het bed en tegen de celmuren; zo ook de patiënt die een douw gekregen heeft waartoe hij zich onterecht veroordeeld acht.[43] Ik ontwaakte van De Ziekte in de leeftijd van vijfenveertig jaar, kalm en evenwichtig, en in een redelijke staat van gezondheid, met uitzondering van een verzwakte lever en van het feit dat ik eruit zag alsof ik in bruikleenvlees rondliep, wat bij iedereen voorkomt die De Ziekte overleeft…[44] Het was verrukkelijk om te zien hoe dingen werden verteerd, om te zien hoe dingen werden zwartgeblakerd en veranderd.[45] Ik heb nog steeds nachtmerries. Ik heb ze zelfs zo vaak dat ik er inmiddels aan gewend zou moeten zijn. Dat ben ik niet. Niemand raakt ooit echt gewend aan nachtmerries. Een tijdlang heb ik alle mogelijk pillen genomen. Om de angst maar in toom te houden.[46]

Het boek is een verlangmachine, moet u weten dokter. Het functioneert overal, nu eens zonder dan weer met onderbrekingen. Het ademt, het loopt heet, het eet. Het schijt, het neukt. Wat een vergissing om te zijn gaan spreken over het het – das Es, le ça, the id.[47] Aan de grens staan: met die woorden hebben we nog geen uitspraak en al helemaal geen verhaal. Maar als we er een beetje mee spelen hebben we daarmee wel alles wat nodig is om ongeveer elke zin te genereren.[48]

Een verhaal heeft geen begin of eind; willekeurig kiest men uit zijn herinnering dat ogenblik vanwaar men terugziet of vooruitziet.[49] De tijd is geen lijn maar een dimensie, zoals de dimensies van de ruimte.[50] Voor miljoenen mensen, elk in een hoekje van de kleine wereld die ze hebben gecreëerd of die ze moeten verduren, komt een gedenkwaardige dag koud en mistig aan zijn einde.[51] Onwillekeurig vraag ik me af of Herms vertrek niet evenzeer een verzinsel is of een verzinning van mezelf.[52] Zijn roem bereikte de Arabische woestijnen, waar de mensen zijn beeld beurtelings veranderden en vergrootten.[53] We zijn weer alleen. Alles is zo traag, zo zwaar, zo treurig…[54] Ja, maar wie zal ons genezen van het doffe vuur, van het kleurloze vuur…[55] Omdat het vandaag je laatste dag is, zal ik je sparen:[56] Zijn voeten zijn licht en wendbaar. Hij danst in licht en in schaduw en hij is populair. Hij slaapt nooit. Hij dans, hij danst. Hij zegt dat hij nooit zal sterven.[57]

[1] Philip Roth, Portnoy’s Klacht

[2] David Vann, Legende van een zelfmoord

[3] Philip Roth, Portnoy’s klacht

[4] André Platteel, Alleen de eenzamen

[5] Arnon Grunberg, Blauwe maandagen

[6] Michel Houellebecq, Platform

[7] Raymond Carver, Waar is iedereen?

[8] Albert Camus, De vreemdeling

[9] Jan Wolkers, Turks fruit

[10] Jean-Paul Sartre, Walging

[11] J.D. Salinger, De vanger in het graan

[12] Tolstoj, Anna Karenina

[13] Emmanuel Bove, Armand

[14] George Orwell, 1984

[15] Boris Viann, Het rode gras

[16] Elias, Canetti, Het martyrium

[17] Philip Roth, Portnoy’s Klacht

[18] Jean Genet, Dagboek van de dief

[19] F. Scott Fitzgerald, De grote Gatsby

[20] Philip Roth, Les in anatomie

[21] Kurt Vonnegut: Slachthuis 5

[22]  Thomas Pynchon, Regenboog van de zwaartekracht

[23] Albertine Srrazin, Het sprongbeen

[24] Charles Bukowski, Pulp

[25] Tobias Wolff, Jagers in de sneeuw

[26] Henry Miller, Nexus

[27] Philip Roth, Portnoy’s klacht

[28] Ralph Ellison, Onzichtbare man

[29] Samuel Beckett, Naamlooos

[30] Joyce Carol Oats, een Amerikaanse droom

[31] James Salter, Alles wat is

[32] Bohumil Hrabal, Praagse ironie

[33] Dave Eggers, Een hartverscheurend verhaal van een duizelingwekkende genialiteit

[34] Stefan Zweig, De wereld van gisteren

[35] Donald Ray Pollock, Knockemstiff

[36] Toni Morrison, God sta het kind bij

[37] John Cheever, Verscheurde stilte

[38] J. M. Coetzee, In ongenade

[39] Denis Johnson, Werk (Uit: Jezus’ zoon)

[40] Philip Roth, Portnoy’s klacht

[41] Roberto Bolano, De wilde detectives

[42] Charles Dickens, David Copperfield

[43] Philip Roth, Portnoy’s klacht

[44] William Burroughs, Naakte lunch

[45] Ray Bradbury, Fahrenheit 451

[46] Mark Z. Danielewski, Het Kaartenhuis

[47] Gilles Deleuze & Felix Guattari, Anti-Oedipus

[48] Jacques Derrida, Marges van de filosofie

[49] Graham Greene, Het einde van de affaire

[50] Margaret Atwood, Kattenoog

[51] Simenon, De klokken van Bicetre

[52] Philip Roth, Les is anatomie

[53] Jorge Luis Borges, Bahamut (Uit: Het verslag van Brodie en andere verhalen)

[54] Louis-Ferdinand Céline, Dood op krediet

[55] Julio Cortazar, Rayuele: een hinkelspel

[56] Willem Frederik Hermans, Ik heb altijd gelijk

[57] Cormac McCarthy, Meridiaan van bloed

Deel via: